Complementaire valuta: toegevoegde waarde

Complementaire valuta: toegevoegde waarde voor een Keniaanse sloppenwijk

Interview met Will Ruddick door Niels Bos

 Goede ideeën gaan vaak lang mee. Neem bijvoorbeeld de Zwitserse WIR, een complementaire valuta die tijdens de Grote Depressie door een groep ondernemers werd geïntroduceerd. In de jaren 30 zagen zij hoe in Zwitserland het midden- en kleinbedrijf (MKB) met de gevolgen van de financiële crisis worstelde. Hoewel gemeenschappen nog steeds onvervulde economische behoeften kenden, evenals tal van ongebruikte middelen, was er gewoon niet genoeg geld in omloop voor de vele gewenste transacties. Daarom voerden zij een ruilhandelsysteem in, op basis van waardebonnen die gekoppeld waren aan de goederen en diensten in de gemeenschap, waarmee kleine bedrijven onderling konden blijven handelen, ook toen de Zwitserse frank schaars was.

De term WIR is afgeleid van het woord “wirtschaftsring”, of “economische kring”. “Wir” is ook het Duitse woord voor “wij”, als aanduiding van saamhorigheid en solidariteit. Tegenwoordig is niet alleen een kwart van het hele Zwitserse MKB lid van het WIR-netwerk, het model heeft zichzelf ook vermenigvuldigd en is met succes in de hele wereld ingevoerd.
Een van de interessantste varianten bestaat sindskort in de sloppenwijk ‘Bangladesh’, nabij Mombasa (Kenia). Binnen enkele maanden na invoering heeft de complementaire valuta Bangla-Pesa al brede steun van internationale organisaties verworven door wat ze heeft bereikt, met name de verbetering van het leven van de vele vrouwelijke ondernemers in de sloppenwijk. Het programma trok echter even zo snel de aandacht van de Keniaanse Centrale Bank. In een bizarre samenloop van gebeurtenissen leidde dit tot de arrestatie van zes partners in het programma, onder wie oprichter Will Ruddick, op beschuldiging van valsheid in geschrifte. Betekent het opschorten van de voortzetting en uitbreiding van het programma het voortijdig einde of nog maar het begin van een veelbelovend ontwikkelingsinitiatief?
Niels Bos interviewde de grondlegger van Bangla-Pesa, de natuurkundige en econoom Will Ruddick voor Share International.

Zou het echt kunnen, vroeg ik me af, dat wat werkte voor het MKB in het Zwitserland van de jaren 30 ook voor de bedrijfjes in een Keniaanse sloppenwijk werkt?
Ondanks de duidelijke verschillen is Will Ruddick positief over de vooruitzichten: “Met een WIR creëer je idealiter stabiliteit onder een groep bedrijven. Meer dan 60.000 kleine ondernemingen zijn lid van dit netwerk wat ze helpt handel te drijven als er niet veel Zwitserse franken in omloop zijn of ingeval van een zwakke Zwitserse munt. Het heeft dus een anticyclisch, stabiliserend karakter. [Ten tijde van economische teruggang komt de ruilhandel of alternatieve handel op en maakt geld vrij voor andere doeleinden.] Het concept kan zeker ook geschikt zijn voor mensen die van minder dan een dollar per dag moeten leven. Bangla-Pesa past onder de paraplu van een complementaire valuta, wat een vrij brede paraplu is. Wat het onderscheidt van de meeste andere programma’s is, dat we te maken hebben met mensen aan de onderkant van de economische piramide.”
Ruddick beschrijft de Keniaanse situatie: “Gezien de armoede hier in Kenia heb je veel ‘economische opstoppingen’, waarbij de markt gewoon tot stilstand komt, wat hier vrij geregeld gebeurt; het is iets waarmee de ontwikkelde landen weinig vertrouwd zijn. We hebben perioden hier in Kenia dat de economie letterlijk stopt en hele markten gewoon naar stilstand neigen. Bijvoorbeeld, hier in Kenia is er geregeld zo weinig geld in omloop, is het ruilmiddel zo schaars, dat wanneer in januari iedereen schoolgeld voor zijn kinderen moet betalen dat letterlijk de gehele markt uitput.
“Toch heeft de markt dezelfde capaciteit die hij daarvoor had; er zijn veel mensen die goederen en diensten met elkaar te ruilen hebben, maar er is gewoon niet genoeg geld. De last die deze schaarste veroorzaakt, weegt meestal het zwaarst voor de vrouwen in deze gemeenschappen, die het grootste deel van de bedrijfjes en arbeidskrachten uitmaken, terwijl mannelijke ondernemers meer winst maken met hun onderneming. Naast deze sekseongelijkheid ervaren vrouwen een dubbele last door het uitvoeren van een onevenredige hoeveelheid huishoudelijk werk, zoals de zorg voor kinderen en ouderen.”
Ruddick legt verder uit dat het Bangla-Pesa netwerk voor 75 procent uit vrouwelijke ondernemers bestaat die geregeld onder de internationale armoedegrens vallen. In het algemeen hebben ze meerdere banen en vinden geen mogelijkheid om maandelijks geld te sparen. Faith Atieno, een kleine ondernemer die deze trend belichaamt, verkoopt pap en plat brood om haar drie kinderen te onderhouden, terwijl ze ook vijf uur per dag met het huishouden bezig is.

Na intensief vooronderzoek ging Koru-Kenia, een organisatie binnen de gemeenschap, een complementaire valuta als een veelbelovend deel van de oplossing zien, voor zowel sekseongelijkheid als voor economische instabiliteit in de sloppenwijk ‘Bangladesh’. Koru-Kenia ontdekte dat:
• van de huishoudelijke uitgaven die vrouwen doen het overgrote deel besteed wordt aan aankopen bij collega-bedrijfjes binnen dezelfde gemeenschap;
• in een vaste regelmaat de verkopen in bepaalde maanden van het jaar en op bepaalde dagen van de week tot een absoluut minimum teruglopen wegens gebrek aan harde valuta in de gemeenschap.

Invoering van de Bangla-Pesa
Naar aanleiding van hun bevindingen ontwikkelde Koru-Kenia een ruilmiddel genaamd de Bangla-Pesa. Het is een complementaire valuta die versterking en stabiliteit van de lokale economie in de wijk ‘Bangladesh’ tot stand brengt, door het organiseren van de honderden kleinschalige bedrijven in een zakelijk netwerk.
Ruddick gebruikt opnieuw het voorbeeld van Faith Atieno: “Op een typische dag koopt Faith Atieno water van een andere vrouw voor 10 Keniaanse shilling. De waterverkoopster gebruikt vervolgens de 10 shilling om houtskool te kopen voor het koken. De houtskoolverkoper gaat daarmee plat brood kopen van Faith, waarmee de ruilhandelcyclus rond is. In een situatie waarin Faith of iemand in de keten geen geld heeft, voorkomt de Bangla-Pesa dat de lokale economie blokkeert. De Bangla-Pesa omzeilt dergelijke knelpunten doordat het ook als ruilmiddel gebruikt kan worden wanneer de nationale munt schaars is, zoals vaak het geval is.”
Bovendien, omdat de meeste leden van het Bangladesh Business Netwerk meerdere banen hebben en toch maar net genoeg verdienen om in de basisbehoeften van hun gezin te voorzien, kunnen ze nauwelijks geld sparen voor bijkomende medische en onderwijskosten. Met de Bangla-Pesa als lokaal ruil- en betaalmiddel voor basisbehoeften kan de Keniaanse shilling aan onderwijs, gezondheidszorg of aan sparen worden besteed. Bangla-Pesa’s worden uitgegeven in de vorm van papieren bonnen, of promessen, die van hand tot hand gaan als betaling voor goederen en diensten. Elk bedrijfje in de gemeenschap dat wordt gegarandeerd door vier andere bedrijven in het netwerk, kan een renteloze kredietlimiet in Bangla-Pesa’s ontvangen. Al deze groepen zijn onderdeel van het grotere netwerk van kleine bedrijven en de Bangla-Pesa is in het hele netwerk geldig.
Al na een paar weken zagen de leden van het zakelijke netwerk hun dagelijkse verkopen met meer dan 20 procent stijgen. Uit enquętes die Koru-Kenia hield, bleek dat de bedrijfjes minimaal circa 22 procent van hun handel in Bangla-Pesa dreven. Aangezien de meeste mensen een toename van hun dagelijkse verkoop meldden, vertegenwoordigde dit cijfer waarschijnlijk extra omzet die zonder dit ruilmiddel niet gerealiseerd zou zijn.
Op de lange termijn verwacht Koru-Kenia een toenemende stabiliteit van de lokale markt. Dit wordt vooral bereikt door het vermogen van de leden om hun overcapaciteit te verhandelen. Onderzoeken lieten zien dat de bedrijfjes in ‘Bangladesh’ slechts op een klein deel van hun potentiële capaciteit werkten. Zo kan bijvoorbeeld een fietskoerier dagelijks 20 klanten bedienen, maar in het algemeen heeft hij er slechts tien. Met de Bangla-Pesa kan hij ritten aanbieden aan andere leden van het netwerk, in ruil voor de goederen en diensten die zij extra te bieden hebben. Dit verhoogt de algehele efficiëntie van de markt en helpt de gemeenschap slechte economische tijden te doorstaan. Omdat de meeste van deze bedrijfjes eigendom zijn van en beheerd worden door vrouwen, tonen deze verhoogde omzetten het potentieel van complementaire valuta’s aan om sekseongelijkheid rechtstreeks aan te pakken, doordat ze het inkomen van vrouwen opstuwen.

Een van de andere factoren waardoor het programma lof van zowel internationale organisaties als de media oogstte, waren de lage kosten. “De materiële kosten van het programma bedragen slechts ongeveer 400 euro,” betoogt Ruddick trots. “Die 400 euro worden binnen een paar handelsweken weer goedgemaakt, vanwege de extra handel in de gemeenschap. Het is hetzelfde effect dat je in Zwitserland zou zien, maar nu gaat het om een economie waar mensen van een dollar per dag leven. Die extra stabiliteit heeft een enorme betekenis; we zien letterlijk dat gezinnen nu voor het eerst in hun leven regelmatig eten op tafel hebben.”

Armoedeverlichting misdaad?
Tot zover geen probleem, zou je denken. Helaas, terwijl de gemeenschap van ‘Bangladesh’ klaar leek voor duurzame en zelfgedreven economische en sociale weerbaarheid, verklaarde de regering van Kenia op 29 mei 2013 dat het programma een bedreiging voor de nationale veiligheid vormde en nam vijf leden van de gemeenschap, onder wie Will Ruddick, de oprichter van het programma, in hechtenis. Toen beschuldigingen van banden met lokale terreurgroepen uiteindelijk ongegrond bleken, werd de groep door de fraudeafdeling van de Keniaanse Centrale Bank beschuldigd van het in bezit hebben van vervalste papieren, ondanks het feit dat de Bangla-Pesa waardebonnen in niets op de Keniaanse shilling lijken en duidelijk als waardebonnen herkenbaar zijn. Opmerkelijk is dat de WIR-valuta destijds ook met veel tegenwerking van Zwitserse banken geconfronteerd werd, net als de Braziliaanse Palmas-valuta in recentere tijden. Kennelijk worden complementaire valuta’s historisch door monetaire autoriteiten als bedreiging gezien.
Wat de Bangla-Pesa betreft, kon de internationale gemeenschap de beschuldigingen snel weerleggen. Het hoofd van de Keniaanse beurs verklaarde orderbriefjes zoals de Bangla-Pesa legaal en veel internationale organisaties zoals de Verenigde Naties en de International Reciprocal Trade Association betuigden openlijk hun ondersteuning aan het gemeenschapsprogramma. Ellen Brown, van het Public Banking Instituut, stelde in de Huffington Post vast: “Geen ander armoedebestrijdingsprogramma kan concurreren met de kosteneffectiviteit van deze aanpak, die gemakkelijk overgenomen kan worden in arme gemeenschappen in heel Afrika. Het plan bestond om het op een heel basale, democratische manier naar andere dorpen uit te breiden, zodat het voor mensen overal op het continent een lokaal ruilmiddel zou kunnen worden.”
Eindelijk, na weken van onzekerheid en straffen van maximaal zeven jaar die boven hun hoofd hingen, ontving de groep het bericht van de directeur van het Openbaar Ministerie van Kenia dat alle aanklachten tegen de Bangla-Pesa met onmiddellijke ingang waren ingetrokken, waarmee onbetwistbaar duidelijk werd dat er door het programma geen wetten waren overtreden. Na de vrijspraak betuigde Koru-Kenia onmiddellijk dank voor de steun die ze uit de hele wereld ontvangen had, waaronder de “International Complementary Currency-beweging die dagelijks groeit”. Vóór het succesvolle programma in de gemeenschap ‘Bangladesh’ kan worden heringevoerd, wacht Koru-Kenia nu op twee dingen: de teruggave door de Centrale Bank van geconfisqueerde Bangla-Pesa’s en de officiële overheidserkenning van het programma. Dan staat de organisatie niets in de weg om de Bangla-Pesa weer in handen van de gemeenschap te geven en te helpen het uit te breiden naar gemeenschappen in heel Kenia en Oost-Afrika.
In een verklaring na de vrijspraak herhaalde Koru-Kenia nogmaals wat de kern van het initiatief vormt: “Als programma voor armoedebestrijding wijst Bangla-Pesa in een nieuwe richting voor de ontwikkeling van de gemeenschap door een fundamentele heroverweging van onze ruilmiddelen en hoe deze in omloop worden gebracht. Het geeft ook de mensen in erbarmelijke omstandigheden de mogelijkheid om hun eigen ruilmiddel te creëren en hun eigen economie te stabiliseren.”
Zo lijkt de lange traditie van complementaire valuta ook in deze tijd gemeenschappen te beïnvloeden, lang nadat het ooit begonnen is. Tot slot vraag ik: Wordt deze ontwikkeling door iedereen toegejuicht?
Commentaar van Will Ruddick: “Sommige mensen hebben me verteld dat ze bang zijn dat dit soort programma’s op een of andere manier de bereidheid tot samendelen in de gemeenschap zal verminderen; dat we de dingen op deze manier te veel een geldelijke waarde toekennen. Eigenlijk heb ik het tegenovergestelde zien gebeuren. Ik heb gezien dat dit daadwerkelijk de gemeenschap tot elkaar brengt, omdat het gebrek aan geld in de gemeenschap er juist voor zorgt dat mensen zich gaan verbergen en zich in hun schulp terugtrekken. Als ze het gevoel hebben ‘we kunnen samendelen met behulp van Bangla-Pesa’ opent dat echt veel deuren.”

Voor meer informatie: http://koru.or.ke

Niels Bos is medewerker van Share International en woont in Utrecht. 

You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 Both comments and pings are currently closed.