(selectie)
V. Waarom is het belangrijk om lezingen te geven? (Transmissie-meditatieconferentie, Shiga, Japan, mei 2001)
A. Wat gebeurt er wanneer je een lezing geeft? Wanneer je een lezing geeft belichamen je woorden natuurlijk min of meer je bedoeling en ideeën. En de meeste mensen denken dat dat alles is wat er bij een lezing gebeurt. Het is ook een belangrijk deel ervan – maar het is geenszins alles wat er gebeurt wanneer iemand oprecht en met kennis van zaken deze buitengewoon belangrijke informatie onthult over het bestaan van de Hiërarchie en haar naar buiten treden in de openbaarheid, de publieke arena.
Maar denk eens aan de verhalen over de ervaringen die in de brievenpagina’s van Share International gepubliceerd worden, waarin mensen op een of andere manier een ervaring of contact hebben meegemaakt, aangesproken werden, op straat voorbijgelopen werden door iemand van wie achteraf bevestigd wordt dat het Maitreya, de Meester Jezus of een andere Meester was. Bedenk dan eens: wat is de reden waarom die mensen dat verhaal opschreven en [naar het maandblad] instuurden? Waarom dat verhaal en niet een andere gebeurtenis? Zelfs al leek er in hun ervaring niets te gebeuren – en vaak lijkt het zo vluchtig, of gebeurde er zo weinig, maar het werd opgeschreven en, indien authentiek, bevestigd omdat er iets plaatsvond tussen de betrokkenen, tussen Maitreya of de Meester en degene die de ervaring opschreef. Er gebeurde iets tussen hen. En dat is wat er bij een lezing gebeurt. Er gebeurt iets tussen hen in de ervaring, en zo ook bij een lezing.
Het belangrijkste wat mensen, hetzij als spreker dan wel als toehoorder, meenemen naar een lezing is hun aura. Je gaat naar een lezing, je bent erin geïnteresseerd maar als je na afloop gevraagd wordt waar het over ging zul je het waarschijnlijk lastig vinden om een antwoord te geven, maar het ‘gevoel’ waarmee je weggaat, de aura van de spreker, de uitwisseling tussen spreker en publiek is waarschijnlijk onvergetelijk. Iedereen is zich bewust van het fysieke lichaam, maar heel weinigen zijn zich bewust van het etherisch lichaam en de energieën, de krachten die via het etherisch lichaam de wereld instromen. Dat energetische proces via de chakra’s vormt je aura en die neem je overal met je mee. Die aura bestaat uit het etherisch-stoffelijke lichaam, het astraal-emotionele lichaam, de vier niveaus van het mentale lichaam, en een van de drie niveaus van de ziel. Als de persoon in kwestie voldoende gevorderd is, zal er ook een aspect van de energie van de Monade, het geest-aspect aanwezig zijn. Wanneer iemand nu een lezing geeft, speelt dat allemaal mee. Deze krachten doen hun magnetisme gelden bij het publiek. Mensen die Transmissie-meditatie doen of voor de Wederverschijning of de Hiërarchie werken enz., behoren tot de meer gevorderde mensheid; zij zijn degenen van wie de aura steeds magnetischer wordt.
Wanneer je tot publiek spreekt functioneert je eigen aura, komt je eigen magnetisme tot leven. Je kijkt jezelf aan in de spiegel en denkt: ‘Wat? Ik? Nee, ik ben te schuchter.’ Welnu, je voelt je schuchter omdat je jezelf schuchter maakt. Mensen zeggen dat ze het niet kunnen, dat ze geen lezing kunnen geven, dat ze te verlegen zijn en ze laten het over aan een of twee anderen.
Vaak geven mensen niet de lezingen die ze gemakkelijk zouden kunnen geven. Maar naarmate ze het doen, krijgen ze steeds meer zelfvertrouwen. Het vertrouwen groeit en het wordt steeds gemakkelijker. Het is slechts een kwestie van je eigen begoocheling overwinnen; het is ook een kwestie van het ‘eindproduct’ zien. Zien dat het om iets buiten jezelf gaat – het werk, het Plan, de zaak waar je je voor inzet, en niet om jou. Als je je bij alles wat je doet (boeken naar een boekhandel brengen, bijvoorbeeld) met jezelf identificeert, denk je dat je daar bent om jezelf te verkopen. Maar als je de focus van jezelf naar het werk verlegt en wat je doet gewoon in verband ziet met het Plan, of de zaak, dan zul je zien dat je alles kan.
V. Hoe moeten we begoocheling zien?
A. Begoocheling op een andere manier bezien [dan hoe we het gewoonlijk definiëren], is het misbruik van de vrije wil. We hebben een vrije wil, maar die vrije wil kan alleen correct gebruikt worden wanneer ze is afgestemd op wat we ‘Gods Wil’ noemen. Dat wil zeggen, dat ze is afgestemd op het Plan van evolutie van de Logos van de planeet. En, als ze in overeenstemming is met het Plan, ons begrip van het Plan op ons niveau, dan kun je doen en zeggen waar je vanuit je vrije wil meent het recht op hebt te zeggen. Vrije wil hebben verleent rechten, maar ook verantwoordelijkheid. En verantwoordelijkheid voor de groep is evenzo belangrijk als je eigen kleine vrije wil.
Het wezen van begoocheling is dat de persoonlijkheid niet onpersoonlijk of objectief kan zijn. Onpersoonlijkheid of objectiviteit is het volslagen tegendeel van begoocheling, die altijd in enige mate persoonlijk en niet-objectief is. Het wezen van begoocheling is onwetendheid – niet wat betreft boekenkennis of informatie, maar onwetendheid over jezelf. En, daardoor, het verschil niet kunnen zien tussen objectiviteit en subjectiviteit; het verschil niet kunnen zien tussen jouw motief: ben je open, duidelijk en onpersoonlijk of geheel persoonlijk.
Het is een gegeven dat circa 99 procent van de mensen in de wereld astraal gepolariseerd is. Dit betekent dat het brandpunt van hun aandacht op het astrale gebied ligt. Daar leven zij. Hun bewustzijn is op het astrale gebied gepolariseerd. Er zijn natuurlijk verschillen: de meeste mensen in de Transmissie-meditatiegroepen overal ter wereld zijn rond de eerste inwijding. En het overgrote deel van hen ergens tussen de 1 en 1,5. Dat betekent dat de meerderheid van de mensen, zelfs in de Transmissie-meditatiegroepen, die er bewust naar streven om volgens het Plan te werken, relatief gezien nog astraal gepolariseerd zijn. Het kan zijn dat ze in staat zijn om boeken te schrijven, plannen te maken, raketten naar de maan te sturen en al dat soort dingen, maar ze zijn nog altijd onder de 1,5 of 1,6. Ze kunnen dus wel denken, op een bepaalde manier, maar vanuit esoterisch oogpunt niet echt – het is meer logisch redeneren dan werkelijk denken. Dit maakt deel uit van denken, maar het is het laagste aspect, concreet denken op het laagste [mentale] niveau.
Het punt is dat, wanneer je op het astrale gebied gepolariseerd bent, dat de zetel van je bewustzijn is en daarmee het niveau van denkvermogen; de zieleniveaus van het denkvermogen boven het astrale gebied ontgaan je nog. Daar ben je nog niet, op dat niveau, of wellicht bij vlagen. Het is een kwestie van continuïteit.
Om het heel precies te zeggen: mensen reageren op allerlei stimulansen en zij zien hun reactie, omdat ze die in woorden weergeven, als ‘denken’ over die stimuli. Maar het is eigenlijk nog steeds praten over zintuiglijke gewaarwording. Het is hun emotionele, zintuiglijke reactie op de stimulans waar ze over praten. Dat is niet denken maar praten over een gevoel van de reactie – het maakte hen boos of ongelukkig, of wat dan ook.