Hoe veilig is kernenergie?

door Dietrich Fischer*

Share International heeft de ongebruikelijke stap genomen een artikel op onze website te publiceren dat niet door een van onze eigen correspondenten is geschreven. De reden hiervoor is het bijzondere belang van het onderwerp — kernenergie — in deze droevige dagen.
Noot: Share International heeft speciale toestemming gekregen van Inter Press Service (IPS) om dit artikel hier te publiceren. Op dit artikel rust
copyright en het mag niet worden gereproduceerd.

BASEL, maart (IPS) – We kunnen allen slechts een diep gevoel van medeleven hebben voor de slachtoffers van de afschuwelijke ramp die Japan op 11 maart 2011 overkwam. Een van ’s werelds zwaarste aardbevingen ooit met een kracht van 9 op de schaal van Richter, een 10-meter hoge tsunami die veel kustgebieden heeft platgewalst, vrieskou voor de overlevenden die in de buitenlucht moeten overnachten, tekorten aan voedsel en water, en een reeks explosies en branden in de zes kerncentrales van Fukushima met het gevaar van een meltdown waarbij grote hoeveelheden radioactieve straling zouden vrijkomen.

Sommige voorstanders van kernenergie hebben lang beweerd dat een zwaar ongeluk ongeveer even waarschijnlijk is als getroffen worden door een meteoriet. In 1975 heeft de atoomindustrie professor Norman Rasmussen gevraagd een rapport uit te brengen dat het publiek zou geruststellen over de veiligheid van kernenergie. Het rapport kwam tot de conclusie dat de kans op een complete meltdown van de kern ongeveer 1 op 20.000 per reactor per jaar is.

De realiteit heeft aangetoond dat dit een grove onderschatting is. De drie bekendste ernstige ongelukken met kernenergie zijn die van Three Mile Island in 1979, Tsjernobyl 1986 en nu Fukushima. Maar er zijn veel meer ongevallen en gedeeltelijke meltdowns geweest waarbij radioactiviteit vrijkwam.

Een onderzoek in opdracht van Greenpeace concludeerde dat het ongeluk in Tsjernobyl alleen al in Wit Rusland, Rusland en Oekraïne mogelijk heeft geleid tot naar schatting 200.000 extra doden tussen 1990 en 2004. De kerncentrales in Fukushima bevatten ongeveer 30 keer zoveel radioactief materiaal als de reactor die in Tsjernobyl explodeerde en Japan is veel dichter bevolkt.

Zelfs als er geen ongelukken waren geweest, is er de afgelopen 50 jaar nog steeds geen oplossing gevonden voor het veilig opslaan van het radioactief afval afkomstig van kerncentrales. Een van de bijproducten, plutonium 239, heeft een halfwaardetijd van 24.100 jaar. Dat betekent dat na 24.100 jaar de stralingsintensiteit met slechts 50 procent is afgenomen. Het zal 241.000 jaar duren voordat de straling is afgenomen met een factor 1000, wat als een veilig niveau wordt beschouwd. Hoe kunnen we garanderen dat onze nakomelingen, 10.000 generaties lang, niet aan dat soort afval zullen worden blootgesteld?

Het “voorzorgsprincipe” vereist dat we de slechtst denkbare uitkomst van elk besluit vermijden. Dit houdt in dat we al onze kerncentrales zouden moeten ontmantelen.

Zijn er ook alternatieven voor kernenergie? Er zijn inderdaad veilige manieren om duurzame energie op te wekken met wind, zonne-energie, getijden- en oceaanthermische energie, die niet aan het broeikaseffect bijdragen, zoals het verbruik van fossiele brandstoffen.

Het Desertec-project beoogt elektriciteit op te wekken in woestijnen door gebruik te maken van zonnecentrales en windparken en deze elektriciteit te transporteren naar verbruikscentra. De eerste regio voor toepassing van dit concept is in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) en Europa. Zonne-energiesystemen en windparken verspreid over 17.000 km2 (0,2 procent van de Sahara) zouden in een aanzienlijk deel van de elektriciteitsvraag van de MENA landen voorzien en in 15 procent van de behoefte van continentaal Europa.

Waarom hebben we kernenergie, ondanks alle gevaren ervan voor huidige en toekomstige generaties? Er is een simpele reden. Kerncentrales zijn zeer winstgevend voor enkelen, ten koste van andermans veiligheid. Elektriciteit van een kerncentrale kan worden afgesloten als mensen hun rekeningen niet betalen, maar energie van de zon opgevangen op daken kan niet worden afgesloten. Het maakt mensen onafhankelijk. De atoomlobby wil dat niet.

Democratie vereist dat beslissingen worden genomen door degenen die het betreffen en dat kiezers volledig en eerlijk worden geïnformeerd. De gemeenschap is voorgelogen over de veiligheid van kernenergie en is in de meeste gevallen niet toegelaten tot deelname aan de besluitvorming rond kernenergie. Dat moet veranderen.

Het is opmerkelijk dat alle verzekeringsmaatschappijen tot dusver weigeren kernongevallen te verzekeren, vanwege het argument dat ze hun geld niet willen riskeren op basis van de berekeningen van de een of andere professor die beweert dat het risico gering is. Wat als hij het mis heeft? Verzekeringsmaatschappijen volharden erin hun risicoberekeningen te baseren op de realiteit.

Omdat verzekeringsmaatschappijen dekking weigeren tegen de risico’s van nucleaire ongelukken, verplicht de Price/Anderson-wet van 1957 de federale regering van de Verenigde Staten borg te staan voor zulke risico’s. Andere landen hebben soortgelijke wetgeving. Dit staat voor een enorme subsidie van de belastingbetalers aan de atoomindustrie. Indien de kerncentrale-industrie bij wet gedwongen zou worden te betalen voor de verzekering tegen ongevallen en voor de veilige verwijdering van haar afval, dan zouden we geen kerncentrales hebben.

Het is waar dat zonne-energie momenteel duurder is dan elektriciteit van kerncentrales. Maar dat komt deels door de indirecte subsidie van kernenergie en het gebrek aan onderzoek naar alternatieve energiebronnen. Indien een fractie van de onderzoeksgelden die besteed worden aan kernenergie gewijd geweest zou zijn aan veilige bronnen als wind en zon, dan zouden we tegenwoordig zeer waarschijnlijk goedkope alternatieven hebben.

Als verzekeringsmaatschappijen, de experts in het inschatten van risico’s, niet bereid zijn hun geld te riskeren, waarom zouden mensen dan gedwongen moeten worden hun leven te wagen?

(Copyright © IPS)

Dietrich Fischer, is academisch directeur van de World Peace Academy en directeur van de TRANSCEND University Press, is auteur van Nonmilitary Aspects of Security en Preventing War in the Nuclear Age.

You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 Both comments and pings are currently closed.