De etherische werkelijkheid van de UFO’s

– volgens mensen die er aan boord waren

door Gerard Aartsen

Veel van de geheimzinnigheid die UFO’s en het leven op andere planeten omringt, komt voort uit de etherische werkelijkheid waarin ze bestaan, aldus Benjamin Creme. Het is interessant om te zien dat voor veel van zijn verklaringen bevestiging wordt gevonden in de verslagen van verscheidene contactees, terwijl ook de traditionele wetenschap steeds dichter in de buurt komt van de Leringen.

Toen in 1958 de eerste metingen van de temperatuur op Venus binnenkwamen, werd George Adamski al snel gehekeld om zijn verklaringen dat zijn contactpersonen uit de ruimte van die en andere planeten in ons zonnestelsel afkomstig waren. Hij stond hierin echter niet alleen: Dino Kraspedon (natuurkundige-contactee Felíx Aladíno), Wilbert Smith (onderzoeker-contactee), Bruno Ghibaudi (journalist-contactee), Howard Menger (contactee) en Buck Nelson (contactee) zeiden allen, min of meer openlijk, dat de ruimteschepen en hun bemanningen uit ons zonnestelsel afkomstig zijn, voornamelijk van Mars, Venus, Saturnus en enkele andere planeten.
En ofschoon vrijwel niemand sindsdien de oorsprong van de ruimtemensen nog in ons eigen zonnestelsel wil plaatsen, stelt Benjamin Creme nog altijd onomwonden: “Alle planeten in ons stelsel zijn bewoond…” maar, zegt hij, “als je naar Mars of Venus zou gaan, zou je er niemand zien omdat het fysieke lichaam van de bewoners uit etherische stof bestaat.” Dit onderschrijft wat de Amerikaanse contactee Howard Menger in 1950 te horen kreeg: “[A]ls een mens van de Aarde daar in zijn fysieke lichaam heen kon gaan, zou hij een aantal levensvormen, die een hogere frequentie hebben dan hijzelf, waarschijnlijk niet zien – evenmin als hij de spirituele levensvormen op en rond zijn eigen planeet kan zien. Tenzij zijn fysieke lichaam wordt bewerkt en aangepast, kan hij de wezens op een andere planeet niet zien.” George Adamski gaf hetzelfde denkbeeld omgekeerd weer: “[Z]ij kunnen hun denken in een toestand van hoge frequentie plaatsen waardoor hun lichaam onzichtbaar wordt voor ons beperkte gezichtsbereik.”
Het denkbeeld van de etherische niveaus van materie is in dit verband cruciaal. De Meester DK heeft gezegd dat het etherisch lichaam “de ware vorm is waar alle fysieke lichamen in elk natuurrijk zich naar voegen” en dat “het leven zelf, de training van de toekomst, de conclusies van de wetenschap en de nieuwe beschaving alle in toenemende mate op deze unieke substantie gericht zullen zijn.” Maar zelfs als men onbekend is met dit denkbeeld is het principe van ruimteschepen die zichtbaar worden door de trillingssnelheid van hun atomen te verlagen, of uit ons gezichtsbereik verdwijnen wanneer zij de oorspronkelijke trillingssnelheid herstellen, niet moeilijk te begrijpen wanneer een bezoeker uit de ruimte aan de Chileense contactee Enrique Barrios’ uitlegt: “Als een fietswiel snel draait, kun je de spaken niet zien. Wij laten de moleculen van het schip snel bewegen.”
Het feit dat de ruimteschepen van de bezoekers in stof van de etherische niveaus bestaan, maakt het onmogelijk dat mensen ontvoerd worden voor het oogsten van genen, het kweken van mengrassen, het aanbrengen van implantaten of andere gruwelijkheden waar angstzaaiers hen van beschuldigen. Zoals Benjamin Creme zegt: “Niemand wordt ooit in zijn fysieke lichaam in een ruimteschip meegenomen. Dat kan namelijk niet. Deze ruimteschepen bestaan niet in vaste stof. Om te worden meegenomen in een ruimteschip moet je uit het grofstoffelijk lichaam worden genomen en ga je in het etherisch lichaam het ruimteschip in, dat zelf ook uit etherische stof bestaat. Het is wel stoffelijk, maar etherisch-stoffelijk.” Een beschrijving van het proces waarmee men uit het (fysieke) lichaam wordt ‘getild’ komt van Howard Menger, wiens contactpersonen uitleggen: “We richtten de straal op je lichaam om het snel aan te passen en te bewerken, zodat je het schip kon binnenkomen. Wat er feitelijk gebeurde is dat de straal de frequentie van je lichaam aanpaste aan dat van het schip.”
De beschrijvingen van diverse contactees bieden impliciete aanwijzingen voor de verhoogde bewustzijnstoestand wanneer zij aan boord van een ruimteschip waren. Zo schrijft de Italiaan Giorgio Dibitonto in zijn boek Angels in Starships: “Het licht in dit schitterende schip had een onverklaarbaar effect op ons. We voelden ons verfrist en verkwikt, en al onze spirituele energie verheugde zich in een onbeschrijflijk gevoel van vrede. Tegelijkertijd ervoeren we een gevoel van welzijn dat ons veranderde en alle sluimerende krachten in ons deed ontwaken. We waren hoogst ontvankelijk voor alles wat ons in woord en beeld zou worden onthuld. Ons hart brandde van een allesomvattende liefde zoals we die op Aarde zelden ervaren.”
Een andere Amerikaanse contactee, Orfeo Angelucci, lijkt ook een indruk te geven van hoe het is om zich in deze ‘onaardse’ toestand te bevinden: “Het interieur was gemaakt van een ijle paarlemoeren substantie, regenboogkleurig met heel subtiele kleuren die licht afgaven… Er stond een verstelbare stoel recht tegenover de ingang. Deze was gemaakt van hetzelfde doorschijnende, glinsterende materiaal – zó vluchtig dat het geen stoffelijke werkelijkheid leek zoals wij die kennen… Toen ik ging zitten, verwonderde ik mij over de samenstelling van het materiaal. Het voelde alsof ik in de lucht hing, omdat het materiaal van de stoel zich vormde om elke aanraking of beweging van mijn lichaam te ondersteunen. Terwijl ik achterover leunde en mij ontspande, werd het gevoel van vrede en welzijn nog sterker.”
De overeenkomsten tussen de beschrijvingen van Angelucci en die van andere contactees zijn opvallend. George Adamski beschreef het interieur van een vliegende schotel als volgt: “In het schip was er geen enkel onverlicht hoekje. Ik kon niet nagaan waar het licht vandaan kwam. Het leek elke holte en hoek te doordringen met een zachte, prettige gloed. Ik kan dat licht op geen enkele wijze precies beschrijven. Het was niet wit of blauw, noch enige andere kleur die ik zou kunnen benoemen.”
….
Het bestaan van niveaus van materie boven de drie die onze huidige wetenschap herkent, is niet nieuw voor studenten van de Oude Wijsheid. Volgens deze leringen bestaan er vier niveaus van materie boven vaste, vloeibare en gasvormige stof – de etherisch gebieden, die bestaan uit subatomaire deeltjes die op verschillende frequenties trillen, net als de moleculen van ijs, water en stoom met verschillende snelheden trillen.
Intussen worstelt de wetenschap nog met deze verruimde versie van de werkelijkheid, ook al stelde de Zwitserse astronoom Fritz Zwicky al in de jaren 30 ‘donkere materie’ voor als werkhypothese voor de 96 procent van het gekende universum dat de wetenschap niet kan aantonen, maar dat er volgens astrofysische berekeningen over de massa van het universum wel moet zijn. Door verscheidene avant-garde wetenschappers zijn echter ontdekkingen gedaan die alle in dezelfde richting wijzen als (gedeeltelijke) verklaringen of bewijs voor ‘donkere materie’ of ‘donkere energie’.
Semyon Kirlians technologie, bijvoorbeeld, om de anderszins onzichtbare energievelden die van levende organismen uitstralen vast te leggen, werd later doorontwikkeld om menselijke aura’s te fotograferen. En de Oostenrijkse dr. Wilhelm Reich ontdekte een fundamentele energie die alles doordringt en die hij ‘orgon’ noemde.
Vaststoffelijke vormen zijn de neerslag van ‘blauwdrukken’ op de etherische gebieden, wat niet zo’n esoterisch denkbeeld meer is sinds de Britse bioloog Rupert Sheldrake het idee van ‘morfogenetische velden’ poneerde – een soort geheugenbank van waaruit de Natuur haar diverse fysieke vormen ‘ophaalt’. Hierdoor is het wellicht ook eenvoudiger te accepteren dat het Leven voor haar uitdrukking niet uitsluitend afhankelijk is van grofstoffelijke vormen; het kan zich ook in etherische vormen uitdrukken zoals dat volgens de Leringen en de verslagen van vele contactees inderdaad op de andere planeten in ons zonnestelsel het geval is.
In maart 2015 werden deze ‘avantgardistische’ denkbeelden van Kirlian, Reich en Sheldrake – die volgens Benjamin Creme alle wijzen naar een of ander aspect van de etherisch-stoffelijke gebieden – welhaast ongemerkt bevestigd toen de traditionele wetenschap onderzoeksresultaten meldde die “suggereren dat donkere materie andere subatomaire deeltjes zijn die mogelijk een ‘supersymmetrisch’ parallel universum uitmaken dat gevuld is met supersymmetrische materie als een onzichtbaar spiegelbeeld van gewone materie.”
Dus wanneer we de wetenschap horen verzekeren dat er geen leven op andere planeten in ons zonnestelsel is, hoeven we daar slechts aan toe te voegen: “…op de grofstoffelijke niveaus van bestaan”.

(Dit artikel is gebaseerd op informatie uit de boeken UFO’s en de ruimtemensen: Hier om te helpen (2012) en Prioriteiten voor een planetaire transformatie (medio 2016) van de auteur. [Zie de recensies in Share International jan./feb. 2012 en jan./feb. 2016.])

You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 Both comments and pings are currently closed.