De VS en UFO’s: een bres in het bolwerk

Een reeks milde schokken golfde half december 2017 door de VS, nadat opmerkelijke artikelen in The New York Times, The Washington Post en op Politico.com onthulden dat het Amerikaanse ministerie van Defensie onlangs een geheim, vijfjarig programma voor onderzoek naar ufo’s had uitgevoerd.

De onthulling ontkrachtte de vele beweringen van militaire voorlichtingsfunctionarissen door de jaren heen dat de regering na beëindiging van Project Blue Book in 1969 was gestopt met het onderzoeken van ufo’s. Blue Book was een programma van de Amerikaanse luchtmacht dat duizenden ufo-waarnemingen, die in de jaren 1950 en 1960 door burgers gemeld werden, onderzocht en concludeerde dat de meerderheid van de waarnemingen verkeerde identificaties van natuurverschijnselen of conventionele vliegtuigen was. Maar veel critici in die tijd en sindsdien veroordeelden het project als een schijnvertoning en publiciteitscampagne die bedoeld was om de publieke belangstelling voor het fenomeen te temperen.

De verhalen die in het weekeinde van 16 en 19 december 2017 insloegen als een bom werden snel opgepikt en onverbloemd overgenomen door grote televisie- en radiozenders, evenals de reguliere online-media zoals Space.com, Esquire, Salon.com, Vanity Fair en verschillende buitenlandse nieuwssites.

De online-versie van het artikel in The New York Times bevatte ook vrijgegeven videobeelden van een straaljager van de Amerikaanse marine. In november 2004, voor de kust van San Diego (Californië), kwam het straalvliegtuig een vleugelloos ca. 12 m lang voorwerp tegen dat met ongelooflijke snelheid vloog en onconventionele grillige manoeuvres maakte. In een interview met ABC News zei de inmiddels gepensioneerde piloot dat hij in zijn 18 jaar lange ervaring nog nooit zoiets had gezien, en: “Ik denk dat het niet van deze wereld was”.

Het nieuw onthulde geheime programma (Advanced Aviation Threat Identification Program) liep van 2007-2012. Het was opgezet en gefinancierd als gevolg van de inspanningen van de voormalig Amerikaanse senator Harry Reid en de overleden senatoren Ted Stevens en Daniel Inouye. Reid vertelde The New York Times dat hij altijd geïnteresseerd was geweest in onderwerpen betreffende de ruimte en nog meer geïnteresseerd raakte in het ufoverschijnsel toen de overleden senator John Glenn, voormalig marinepiloot en NASA-astronaut, hem zei dat er een serieus overheidsonderzoek zou moeten komen naar ufo’s, inclusief interviews met militaire piloten.

Het project werd vanuit het Pentagon geleid door Luis Elizondo, een hooggeplaatste inlichtingenofficier die voor de CIA, het Amerikaanse leger en het bureau van de minister van Defensie heeft gewerkt. Op het hoogtepunt van het project gaf hij leiding aan meer dan 40 wetenschappers en technici. Ze onderzochten schatten aan gegevens van het leger, beoordeelden als geheim aangemerkte films, interviewden getuigen, analyseerden mysterieus materiaal dat naar verluidt van ufo’s afkomstig zou zijn en schreven meer dan 30 dikke technische rapporten die niet openbaar gemaakt worden. Hoewel de financiële steun voor het programma in 2012 werd beëindigd, zei Elizondo dat een soortgelijk programma nog steeds ergens binnen het ministerie van Defensie bestaat.

Het verhaal is om meerdere redenen belangrijk:

• Het normaal zwijgzame Pentagon heeft het bestaan van het programma toegegeven.

• Het had de steun van machtige Amerikaanse senatoren die privé geïnteresseerd waren in het ufo-onderwerp.

• Elizondo is in rang de hoogste voormalig beroepsinlichtingenofficier die zich in de recente geschiedenis officieel over ufo’s heeft uitgesproken. In een interview met The Telegraph de week na de onthullingen zei hij: “Als dit een rechtbank was, hebben we naar mijn mening het punt bereikt van “boven redelijke twijfel verheven”. Ik gebruik de term ufo niet graag, maar dat is wat we zien … dus moeten we ons de vraag stellen waar ze vandaan komen.”

• Voor het eerst in bijna 50 jaar besteedde een groot deel van de voornaamste Amerikaanse media serieus aandacht aan het onderwerp. Vanaf de jaren 1940 tot eind jaren 1960 werden duizenden ufo-waarnemingen direct in nieuwsuitzendingen in het hele land gemeld. Maar sinds het einde van de jaren 1960 werd hun berichtgeving over het ufofenomeen, als ze er al over berichtten, gekenmerkt door meewarigheid en afwijzing.

Lezers van Share International en anderen die buiten de VS wonen, hebben zich misschien afgevraagd: waarom al dit gedoe? Er is een aantal landen dat openlijk de realiteit van ufo’s erkent. Sommige, zoals een paar in Latijns-Amerika en zelfs China, hebben doorlopende transparante programma’s waarin burgers met overheidsinstanties samenwerken om significante ufo-waarnemingen te verzamelen, te documenteren en te onderzoeken.

Dit is het “gedoe”: sinds 1969 is het officiële standpunt van de Amerikaanse overheid geweest dat ufo’s – dat wil zeggen abnormale voorwerpen in de lucht die misschien een buitenaardse oorsprong hebben – niet bestaan.

In hun verschillende artikelen over ufo’s bevestigden Benjamin Creme’s Meester en Benjamin Creme zelf dat er onder leiding van machtige regeringen om kwalijke redenen een voortdurende doofpotoperatie bestaat over de aanwezigheid op Aarde van gezanten van andere planeten.

Ze zijn niet alleen. Talloze voormalig militaire officieren en enkele voormalig inlichtingenfunctionarissen in de VS zijn in de afgelopen decennia naar voren gekomen en hebben het bestaan van de doofpot bevestigd. Maar ze zijn grotendeels genegeerd of gestigmatiseerd door de belangrijkste media. Waarom? Omdat journalisten, redacteuren en opiniemakers bij veel van de beste, nationale nieuwsorganisaties, zoals The New York Times en tv-nieuwsnetwerken, sinds eind jaren 1960 heimelijk met het leger en de inlichtingendiensten hebben samengewerkt in een propagandacampagne van diskrediet en hoon. Regionale en lokale nieuwsbladen volgden de nationale leiders. Dit is grondig gedocumenteerd door verschillende ufo- en nationale veiligheidsonderzoekers, onder wie Richard Dolan, in UFO’s and The National Security State (2000), en wijlen de Canadese onderzoeksjournalist Terry Hansen, in The Missing Times: News Media Complicity in the UFO Cover-up (2001).

Met deze jongste onthulling is er een bres in het bolwerk van de ufo-doofpot geslagen. Het wordt nog interessant om te zien of de reguliere media het verhaal blijven volgen en verder onderzoek doen, of verder gaan en de zaak door het gat in hun geheugen laten verdwijnen. Een voormalig ambtenaar van het Amerikaanse inlichtingenagentschap, die nu met Elizondo in een particulier gefinancierde ufo-onderzoeksorganisatie werkt, wijst erop dat publieke betrokkenheid en druk op de media cruciaal zijn.

Laten we ons de voorspelling herinneren van de Meester van Benjamin Creme in De Bundeling van de Krachten van Licht en er moed uit vatten, namelijk, dat een toename van waarnemingen “in ongekende aantallen” zal doorgaan, totdat “degenen die onwrikbaar hebben geweigerd de realiteit van dit fenomeen serieus te nemen, het moeilijk zullen vinden het te ontkennen”.

William Allen is medewerker van Share International in Californië, VS.

You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 Both comments and pings are currently closed.