Ecologie en spiritualiteit – fragmenten
Ecologie en spiritualiteit – fragmenten
door Dominique Abdelnour
Spiritualiteit wordt vaak geassocieerd met geestelijke idealen die losstaan van de stoffelijke werkelijkheid, terwijl ecologie geassocieerd wordt met een wetenschappelijke studie van de relatie tussen mens en natuur. Etymologisch komt spiritualiteit van ‘spirit’ en ‘pneuma’ (de Goddelijke Ademtocht die het universum tot aanzijn brengt) en ecologie van ‘ekois’(huis, of omgeving) en ‘logos’ (studie). In dit artikel wil ik laten zien dat ecologie een spirituele discipline is en dat spiritualiteit ook een ecologische invalshoek kent. Twee zinnen van de Meester Djwhal Khul via Alice A. Bailey hebben betrekking op spiritualiteit: “Elke activiteit die de mens voortstuwt naar de een of andere vorm van ontwikkeling – stoffelijk, emotioneel, mentaal, intuïtief, maatschappelijk – is wezenlijk geestelijk van aard indien deze de mens verder brengt dan zijn huidige toestand aangeeft.”1
“Alles is geestelijk wat neigt naar begrip, naar vriendelijkheid, naar datgene wat schoonheid voortbrengt en naar dat wat de mens kan leiden naar een vollediger uitdrukking van zijn goddelijke mogelijkheden.”2 Dit impliceert dat spiritualiteit betrekking heeft op alle gebieden van het leven, inclusief ecologie, wetenschap, politiek en economie.
Dode of levende materie
Volgens de traditionele wetenschap ontstonden uit de oersoep van protonen, neutronen en fotonen 13 miljard jaar geleden de sterren waaruit waterstof-, zuurstof- en koolstofatomen voortkwamen. Doordat sommige sterren explodeerden in supernova’s ontstonden de zwaardere atomen zoals koper, zink, goud, lood, enz. – geheel willekeurig. Door gelukkig toeval en de wet van natuurlijke selectie ontstonden vervolgens het leven en intelligentie. Het denken wordt aldus gezien als product van het brein. Maar steeds meer wetenschappers zetten vraagtekens bij dit model en vragen zich af of bewustzijn niet een voorwaarde is voor materie, waarmee zij de esoterische doctrine benaderen: “Het Ene Leven creëert, belevendigt en bezielt het universum.” Voor esoterici brengt de Geest het bewustzijn in de stof en een van de doelen in het goddelijk plan is de evolutie van bewustzijn en het verheffen van de trillingen van materie. De Russische esotericus H.P. Blavatsky vatte deze beginselen als volgt samen: “De natuur is geen gelukkige samenkomst van atomen”. “Het Leven gaat aan de Vorm vooraf en overleeft de laatste atoom”. “De ‘Grote Ademtocht’, of liever de ‘Levensadem’, … stroomt door elk dier, door elk bezield deeltje, door elk mineraal atoom.”; “Geest en Stof zijn Een … Geest is Stof op het zevende gebied; Stof is Geest op het laagste punt in haar cyclische activiteit…”3 Tussen Geest en stof bestaat dus alleen een verschil in frequentie. Het materialistische beeld van een Aarde die uit dode stof bestaat, leidt tot een gevoel van afgescheidenheid en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen door mensen die als parasieten de gevolgen van hun handelen negeren.
Deva’s, engelen en hun rol
Moderne esoterici (zoals Alice A. Bailey en Benjamin Creme) hebben het bestaan bevestigd van een evolutie die parallel loopt aan de menselijke, die van de deva’s. Zij regeren het vormaspect en werken door middel van gevoel. “Deva’s evolueren via de evolutie van gevoel, van zintuiglijke gewaarwording. Wij evolueren door de ontwikkeling van het denken. Wij zijn de zonen van het denkvermogen, zij zijn de dochters van het gevoel. Hun evolutie vindt plaats via de voortdurend toenemende gewaarwording van wat is, hier en nu, wat er bestaat in het leven, in de stof, in trilling, in alles wat je als de schepping kunt beschouwen. Dat is hun ervaring; zij ervaren het leven en de stof van moment tot moment door het gevoel en groeien in bewustzijn van wat zij zijn. Wij doen hetzelfde via onze zintuigen, maar wij gaan een stapje verder. De deva’s, althans tot het niveau van de mens, denken er niet bij na, zij ‘menteren’ niet. Denken maakt geen deel uit van hun activiteit. Maar zij maken zich een zintuiglijke gewaarwording eigen, een verhoogde, extreme gevoeligheid voor de geringste verandering in trilling, naarmate zij evolueren. Zij evolueren geleidelijk aan tot een steeds verfijnder waarneming van wat is, het nu.” [BC, SI jan/feb 1993] Het bestaan van een parallelle evolutie is algemeen bekend in de meeste tradities, inclusief het sjamanisme. We kunnen ook verwijzen naar het experiment van Findhorn in Schotland. Daarin werd samengewerkt met de subtiele natuurintelligenties (deva’s) om onvruchtbaar land vruchtbaar te maken, waardoor prachtige bloemen en overvloedige groenten en fruit werd verbouwd. Veel tuiniers communiceren ook met hun planten; hun positieve invloed wordt zodanig vanzelfsprekend beschouwd dat ‘groene vingers’ hebben een veelgebruikt gezegde is. Dit laat zien dat een energetische uitwisseling met de plantenwereld een positieve uitwerking op de groei heeft. Benjamin Creme gaat nog verder door te wijzen op de negatieve rol van de menselijke onbalans op het werk van de deva’s, bijvoorbeeld op het klimaat van de Aarde: “Wanneer we hebzuchtig en egoïstisch zijn en wedijveren, iedereen proberen voor te blijven, creëren we onvermijdelijk onevenwichtigheid. Dan raken de deva’s die het weer, de oceanen, de regen, enzovoort regelen uit evenwicht en ontstaan, zoals nu, over de hele planeet de meest buitengewone weerspatronen. Het is tot op zekere hoogte het gevolg van onze eigen onevenwichtigheid.”4
You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 Both comments and pings are currently closed.